Gobron-Brillié (1903).
1896.De eerste fabrikant van motoren met indirecte benzine-inspuiting was Saurer (Zwitserland). Vooralsnog was benzine-inspuiting alleen mogelijk bij stationaire motoren. Dat zijn industriemotoren die hun hele leven op één bepaald toerental draaien.
1903. Eerste auto’s met motoren met indirecte benzine-inspuiting: Amédée Bollée fils en Gobron-Brillié (Frankrijk, zie afbeelding 1), maar hadden toen nog geen inspuitpomp. De Bollée was een personenauto, de Gobron-Brillié een race-auto. Die kwam overigens voor het eerst op een circuit boven de grens van 160 km/h.
1912. Die inspuitpomp regelt bij een benzinemotor, wanneer en hoeveel en hoeveel benzine er per inlaatslag in de verbrandingsruimte wordt toegelaten. De eerste benzine-inspuitpomp ooit was een door Bosch aangepaste smeeroliepomp (de Bosch Öler). Deze regelde de juiste hoeveelheid benzine, die per inlaatslag moest worden ingespoten.
1946. Pas na de Tweede Wereldoorlog begon de (toen uiteraard nog mechanisch werkende) brandstofinspuiting pas echt grote stappen te maken in het raam van de ontwikkeling van jachtvliegtuigen uit die periode. Met inspuitmotoren kon je immers desnoods ondersteboven vliegen, met carburateurs was dat onmogelijk. In 1946 ontwierp de Amerikaan Stuart Hilborn het eerste moderne indirecte brandstofinspuitsysteem. Zijn Hilborn Continuous‑Flow‑systeem was ontworpen voor de autosporft en werkte op Indianapolis uitstekend. De vermogenswinst ging echter wel ten koste van het brandstofverbruik. Dat nadeel verviel goeddeels toen meerdere of meer tyre stops normaal werden, waarbij natuurlijk tegelijk kon worden nagetankt.. Dit alles effende het pad voor de toepassing van brandstofinspuiting bij race-auto’s en indirect ook voor normale personenauto’s.