Alcohol is, meestal vervaardigd uit biomassa, in principe een uitstekende vervangende brandstof voor benzine.
ALTERNATIEVE BRANDSTOF UIT NOOD
1898. Eerste volledig op alcohol rijdende auto: Henriod (Frankrijk).
Circa 1900. Omstreeks de eeuwwisseling vond er een heuse benzinecrisis plaats, niet wegens onwillige olieleveranciers maar omdat er gewoonweg niet genoeg benzine kon worden gefabriceerd. Er moest dus naar alternatieven worden gezocht. Een nadeel van alcohol als autobrandstof is echter, dat het verbruik hoger is doordat alcohol een lagere verbrandingswaarde heeft dan benzine.
1902. Vanwege die crisis vreesde de Franse minister van Economische zaken, Jean Dupuy, dat Frankrijk voor haar autobrandstof te afhankelijk van het buitenland zou worden. Frankrijk had ‑ en heeft ‑ echter zoals bekend geen gebrek aan alcohol. Daarom liet Dupuy in 1902 een heel bijzondere race organiseren. Voor de ‘Circuit du Nord’ werd namelijk bepaald, dat alle race‑auto’s niet op benzine maar op alcohol moesten lopen. Het is wel zeker, dat de coureurs hiermee geweldig de hand hebben gelicht. Later werd een dergelijke alcoholrace ook in Italië gehouden, met vergelijkbare gevolgen.
ALTERNATIEVE BRANDSTOF VOOR BETERE MOTORPRESTATIES
Circa 1925. Bij race-auto’s uit de jaren twintig en dertig werd vaak als brandstof methyl-alcohol (CH3OH) of ethyl-alcohol (C2H5OH) gebruikt. Dat had niets met een benzinecrisis te maken. Deze brandstoffen waren namelijk erg klopvast, zodat ze konden worden gebruikt in motoren met een zeer hoge compressieverhouding. Omdat alcohol een relatief lage verbrandingswaarde heeft, was het brandstofverbruik hoog. De verdampingswarmte was echter drie keer zo hoog als die van benzine, wat weer een gunstig effect op de motorkoeling had.