Een bandenventiel (‘ventiel’ betekent gewoon: klep) is de afsluitbare luchtleiding waarlangs de lucht ‘gecontroleerd’ in of uit de band kan worden gelaten.
BANDENVENTIEL ZONDER INWENDIGE SCHROEFDRAAD
1890. Aanvankelijk gebruikte men hiervoor een rubberen slang met een plug erin. Dat systeem werkte echter bij fietsen al niet bevredigend en bij auto’s al helemaal niet. In 1890 vond Charles Woods (Engeland) het bandenventiel met uitwendige schroefdraad uit en introduceerde het ventieldopje. Zijn uitvinding was misschien weinig spectaculair, maar wel belangrijk. In die periode bleef de ontwikkeling (lees: betrouwbaarheid) van de band namelijk ver achter bij die van de auto zelf.
BANDENVENTIEL MET INWENDIGE SCHROEFDRAAD
1898. De volgende stap werd gezet in de vorm van het bandenventiel met inwendige schroefdraad (uitvinder: George Schrader). Hiermee kon de band worden opgepompt zonder dat het binnenstuk van het ventiel moest worden verwijderd. Het bandventiel is het overigens enige onderdeel, dat nog steeds probleemloos op alle auto’s past.