Circa 500 v.Chr. Tijdens het IJzeren Tijdperk lieten gestorven Keltische legeraanvoerders in Engeland zich vaak samen met hun persoonlijke strijdwagen (‘chariot’) begraven, waarbij de wielen los onder de kar werden gelegd en de kar zelf als grafkist diende. In het Engels heet zo’n wagen dan funeral chariot. Funeral (begrafenis) is afgeleid van het Latijnse woord funeralis (letterlijk: processie met toortsverlichting). In negentiende-eeuws Engels betekende car hetzelfde als cart nu: gewoon kar. Een Amerikaanse funeral car uit die periode was dus geen auto, maar een pompeus uitgevoerde paard-en-wagen. Het aantal trekpaarden was afhankelijk van de status van de overledene.
1900. Oliver Blair, werkzaam bij de begrafenisonderneming Fuller & Walker (Amerika) kwam in 1900 als eerste op het idee om bij begrafenissen auto’s in te zetten. In die periode reden er in Amerika ongeveer net zoveel elektrische auto’s als benzine-auto’s rond, dus het was logisch dat de keuze op een elektrische begrafenisauto viel. Totdat deze onderweg te vaak met een lege accu kwam stil te staan. En dat kan je niet hebben bij dit soort gelegenheden.
1909. Daarom gaf H.D. Ludlow, voorzitter van de Association of American Cemetary Superintendants (organisatie van Amerikaanse begrafenisondernemers) in 1909 officieel toestemming om hiervoor desgewenst benzine-auto´s te gebruiken. Tegen die tijd was de populariteit van de elektrische auto sowieso aan het teruglopen.