De werking van een viertakt-dieselmotor verloopt via het Carnot-proces (alleen lucht comprimeren, daarna brandstof toevoegen) en dus niet volgens het bekende proces van de viertakt-benzinemotor (lucht én brandstof comprimeren). Het grootste onderlinge verschil is, dat bij de dieselmotor de ontbranding van het brandstof/luchtmengsel spontaan (dus zonder hulp van een apart ontstekingssysteem) verloopt. Als brandstof wordt dieselbrandstof gebruikt. Verder heeft een dieselmotor altijd lucht genoeg, in tegenstelling tot een benzinemotor. Dit was de eerste motor die – mede dankzij de uitvinding van de carburateur – op vloeibare brandstof liep. Vooral dat maakte de ottomotor bij uitstek geschikt om auto’s aan te drijven.
1922. Niet Mercedes (Duitsland, toen nog zonder Benz) maar Peugeot (Frankrijk) bouwde de eerste personenauto met dieselmotor, hoewel nog op zeer experimentele basis.
1933. Eerste auto met een dieselmotor met lichtmetalen zuigers: Mercedes-Benz (Duitsland). Met de gebruikelijke gietijzeren zuigers bleef het maximaal haalbare motortoerental beperkt tot 1.600 omw/min. met de lichtmetalen zuigers van de firma Mahle (Duitsland) liep dat uiteindelijk op tot wel 3.300 omw/min. Daardoor werden dieselmotoren ook geschikt voor personenauto’s.
1935. In 1935 probeerde Mercedes-Benz dieselmotoren uit op taxi’s. Pas na gebleken ‘Ausdauer’ kwam in 1936 de eerste productie-dieselpersonenauto op de markt. In datzelfde jaar begonnen ook Citroën (Frankrijk) en Peugeot (Frankrijk) met het bouwen van diesel-taxi’s. Terwijl de dieselmotor in Europa geleidelijk steeds populairder werd, wilde men in Amerika daar maar niet voor warmlopen. Uiteindelijk lanceerde Oldsmobile in 1977 de eerste ‘Amerikaanse’ diesel-personenauto. In 1984 kondigde General Motors aan dat de productie gestaakt zou worden vanwege de steeds strenger worden uitlaatgaseisen.