De fiets en de auto waren gedurende de hele negentiende eeuw elkaars grote concurrent op jacht naar de gunst van het publiek. Aan de andere kant heeft het fenomeen ‘fiets’ het publiek ook enigszins opgewarmd voor de komst van het fenomeen ‘auto’.
308 v.Chr. Als aandrijving door menselijke spierkracht de norm zou zijn, dan hadden we voor ‘de eerste fiets ooit’ terug moeten gaan naar het jaar 308 voor Christus, naar de tredmolen van de Griek Demetrios van Phaleron. Dat was natuurlijk ook weer niet de bedoeling.
1640. Dan kwam Johann Hautsch (Duitsland) met zijn mobiele driewielige rolstoel meer in de buurt van de latere fiets. De invalide inzittende kon het voertuig voortbewegen door een roterende beweging met de armen te maken. Het zou voor de bepaling of een voertuig al dan niet als fiets kan worden beschouwd eigenlijk niets uit moeten maken, of die roterende beweging met de armen of de benen wordt uitgevoerd.
Fiets’ van Jackmann (1760).
1760. Uitvinder van de fiets met een verticaal trapmechanisme: -. Jackmann (voornaam onbekend, Engeland). Deze bouwde een soort vierwielige fiets met een verticaal trapmechanisme. Daarvan staat als bewijs een model in een Duits museum. Zijn uitvinding komt qua technische ontwikkeling heel wat dichter bij de moderne fiets dan de loopfietsen, die na hem werden bedacht.
1760. Uitvinder van de loopfiets zonder besturing: Michael Kessler (Duitsland). Kerssler construeerde in 1760 de eerste loopfiets, twee jaar later gevolgd door de Fransman Louis Baudry de Saunier. Ook diens voertuig had geen aandrijvingsmechanisme en ook geen mogelijkheid om te sturen.
1818. Uitvinder van de loopfiets mét besturing: Karl Drais von Sauerbronn (Duitsland). Net als Benz bij de auto’s en Wright bij de vliegtuigen heeft de geschiedschrijving Karl Drais met zijn ‘Draisienne’ uitgekozen als de ultieme wegbereider van de fiets. In feite was hij hooguit de uitvinder van de loopfietsbesturing.
1839. Na alle loopfietsen bouwde de Schotse smid Kirkpatrick MacMillan de eerste echte fiets, één die was voorzien van pedalen en een roterend trapmechanisme. Wei is het moeilijk in te zien waarom voor de aandrijving niet gewoon een stel pedalen aan de vooras waren bevestigd (zoals bij een modern kinderdriewielertje) in plaats van een ingewikkeld stangenstelsel vanaf de pedalen naar de achteras. Desondanks mag dat geen reden zijn om MacMillan de eer van ‘uitvinder van de fiets’ te misgunnen.
1869. De eerste fietsfabriek ooit werd gesticht door Ernest en Pierre Michaux (Frankrijk). Vader of zoon Michaux (of misschien hun werknemer Pierre Lallimont) verbond de pedalen wel met de vooras, wat de fiets weer een flink stuk moderniseerde. Veelzeggend was tevens, dat hun fietsenfabriek er veertien jaar eerder was dan de allereerste autofabriek. De aanschafdrempel lag ook veel lager dan die van een auto, wat de fiets in de volgende jaren tot een geduchte concurrent van de nieuwbakken automobiel maakte.
1861. Middels de beruchte Locomotive Act al in 1861 een landelijke snelheidslimiet ingesteld van 5 mijl/uur binnen en 10 mijl/uur buiten de bebouwde kom (1 mijl = 1,609 meter). Dat betekende, dat een fiets in principe een sneller vervoersmiddel was dan een auto. Het laat zich denken dat deze constatering destijds niet bepaald heeft bijgedragen tot de populariteit van de auto. Dat was natuurlijk exact de bedoeling van de invloedrijke aandeelhouders in de Engelse spoorwegen.
Circa 1880. Omstreeks 1880 beleefde het fietstype met het steeds maar groter wordende voorwiel (de zogenaamde ordinary) zijn hoogtepunt.
1885.In 1885 lanceerde James Starley (Engeland) een geheel nieuw type fiets met kettingaandrijving op het achterwiel en met twee even grote wielen. Deze safety was de directe voorvader van de moderne fiets. Als je niet goed keek, zag je het verschil amper.
Meer informatie:
SNELHEIDSCONTROLE [1861]
WIELERSPORT [1869]