Een kar is een primitief, door trekdieren getrokken wielvoertuig, waarmee goederen kunnen worden vervoerd. Het verschil tussen kar en koets wordt bepaald door de afwezigheid/aanwezigheid van een redelijk functionerend veersysteem. Daarom is een koets beter geschikt voor het vervoer van personen – zeker op onverharde wegen. De laatste koetsen gingen min of meer vooraf aan de eerste auto’s. Daarom was het volstrekt logisch, dat de ‘eerste auto’s’ er vrijwel altijd uitzagen als gemotoriseerde koetsen.
KOETS DOOR PAARDEN GETROKKEN
Circa 2300 v.Chr. De oude Egyptenaren waren letterlijk en figuurlijk de gangmakers bij de ontwikkeling van het wielvoertuig. Je zou dus met enige reden kunnen stellen, dat de wieg van de auto helemaal niet in Frankrijk of Duitsland stond maar … in Egypte! Hun eerste kar (zonder enige vering) was waarschijnlijk een tweewielige strijdwagen.
Circa 0. De meer op luxe ingestelde Romeinen crëeerden daarentegen bij hun karren een rudimentaire vorm van comfort door het passagierscompartiment af te veren op flexibele houten planken. Deze voorzichtige introductie van de vering maakte van zo’n kar nog geen echte koets, maar het begon er enigszins op te lijken. Na de val van het Romeinse Rijk in de 5e eeuw werd pas in de 12e eeuw de vierwielige kar – hoe ongerieflijk ook – genoemd als vervoersmiddel voor mensen en goederen. Het duurde daarna nog eens een eeuw voordat vrouwen werden geacht daarin te kunnen reizen. Ook de toen nog abominabele staat van de wegen speelde daarbij nog een grote rol. Van het Romeinse wegennet was niets meer over en gebaande paden bestonden er nauwelijks.
Cartoon by Rens Biesma.
Circa 1450. Vijftiende-eeuwse rijtuigbouwers uit de Hongaarse stad Kocs hingen de carrosserie op aan leren riemen. Dat maakte de kar definitief tot een koets. Zo werd het voertuig – tot dan toe slechts een rudimentair vervoersmiddel – inzetbaar als luxe-voertuig voor staatshoofden. Dat was natuurlijk goede reclame. Mede daardoor groeide Kocs omstreeks 1450 uit tot de basis van de koets, die in het Engels ‘coach’ en in het Duits ‘Kutsche’ heette..
1564. De Engelse ‘long waggon’ had niet eens zitplaatsen, al kon hij wel twintig man tegelijk vervoeren. Meer kar dan koets markeerde dit voertuig het allereerste begin van wat wij nu ‘openbaar vervoer’ noemen.
1601. In Engeland werd een wet ingediend (die pas twintig jaar later werd aangenomen) om het gebruik van koetsen aan banden te leggen. Men was – waarschijnlijk terecht – bang dat het nog steeds uiterst gebrekkige wegennet door de houten koetswielen zou worden verwoest. Ene James Morris suggereerde dat in plaats daarvan de koetswielen een breedte van minimaal 13 inch (circa 32 centimeter) zouden moeten hebben. Brede wielen zijn dus niet bepaald een ding van deze tijd!
1631. De eerste met glasruiten uitgeruste koets verscheen in 1631 in Spanje.
1660. Daarna was het de Engelse hertog van York die iets dergelijks liet bouwen. Dat hielp op termijn enorm mee om de koets als persoonlijk vervoersmiddel populair te maken.
1657. Vanaf 1657 werd de koets in Engeland voor het eerst gebruikt voor openbaar vervoer.
Afbeelding 1 – Voertuig van William Symington (1786).
GEMOTORISEERDE KOETS
1786. Als William Symington (Engeland) luttele jaren ‘na’ Cugnot, in plaats van een model een levensecht voertuig had gebouwd, dan had hij en niet John Trevithick de norm gezet voor de ontwikkeling van de auto tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw. Symingtons voertuig (zie de afbeelding) was zijn tijd ver vooruit, veel verder dan Trevithick vijf tien jaar later. Die horizontale stoommotor zou zomaar kunnen passen in een stoomtrein van 1850! Nu werd in plaats van William Symington diens landgenoot Richard Trevithick (Engeland, 1803) de uitvinder van de gemotoriseerde koets.
Afbeelding 2 – Voertuig van Josef Božek (1815).
1815. De uitvinder van de ‘praktisch bruikbare’ (want veel kleinere en lichtere) gemotoriseerde koets was een Tsjech: Josef Božek. Veel eerder dan alle bekende pioniers uit de tweede helft van de negentiende eeuw bouwde deze Božek een bestaande koets om, monteerde er een motor en een stuurinrichting in en reed ermee in Praag rond (zie afbeelding 2). Hij was daarmee zijn tijd dus minimaal zestig jaar vooruit. Waarom Božek desondanks door de geschiedenis wordt genegeerd? Mogelijk omdat zijn auto werd aangedreven door een stoommotor en niet door een benzinemotor zoals die van Daimler (1886).
1896. Eerste fabriek voor de ombouw van koets naar stoomauto: Cruickshank (Amerika). Meestal was dat ombouw goed te doen, omdat veel auto’s uit die periode in de basis nog gemotoriseerde koetsen waren (naar het voorbeeld van Daimler in 1886).