Er is in principe geen verschil tussen ‘portier’ en ‘deur’, Toch zijn in de autotechniek ‘voorportier’ en ‘vleugeldeur’ allebei gangbare termen. Sterker nog: ‘achterportier’ en ‘achterdeur’ zijn heel verschillende fenomenen.
AFSLUITBARE PORTIEREN
1911. Eerste auto: Isotta-Fraschini (Italië).
1949. Eerste auto met portieren met veiligheidssloten: Mercedes-Benz (Duitsland). Uitvinder: Béla Barényi (Hongarije).
1958. Barényi, huisontwerper bij Mercedes-Benz) verbeterde in 1958 zijn veiligheidsslot door de integratie van een wigvormige pen.
VLEUGELDEUREN
1915. Eerste auto met vleugeldeuren: Chicago (Amerika). Dit automerk bouwde de eerste personenauto met vleugeldeuren. Zo’n vleugeldeur scharniert in het dak, zodat hij naar boven toe opent.
1930. Ook Duesenberg (Amerika) bouwde iets soortgelijks. Mercedes-Benz was dus in 1952 lang niet de eerste, maar maakte het fenomeen via de 300SL wel legendarisch.
PORTIEREN MET VERZONKEN PORTIERHENDELS
1935. Eerste auto: Fiat (Italië).
SCHUIFDEUREN
1953. Eerste auto: Darrin (Amerika). Een schuifdeur heeft als voordeel, dat de benodigde ruimte voor het openen zeer gering is. De Darrin is tot voor enkele jaren de enige personenauto met schuifdeuren geweest. Voor een personenauto is een schuifdeur immers nauwelijks van nut. Voor een bestelwagen kan het bij ‘nauw’ inparkeren van voordeel zijn.