Vroeger waren lekke banden aan de orde van de dag. Voor een flinke rit moest je daarom altijd minimaal twee reservewielen meenemen.
1905. Eerste auto met een ‘compleet’ reservewiel: Riley (Engeland). Aanvankelijk waren velgen niet afneembaar en moesten banden dus met de hand van de velg worden verwijderd en er later weer met de hand opgelegd. Dat was heel zwaar werk. Dankzij genoemdee uitvinding kon de losse reserveband worden vervangen door een compleet reservewiel, dat natuurlijk wel in de auto moest worden meegevoerd. Vreemd dat we het tegenwoordig nog steeds over ‘een band wisselen’, als we ‘een wiel wisselen’ bedoelen.
1911. Eerste auto met het reservewiel buiten op de auto in een beschermhoes: Pathfinder (Amerika). Gezien het grote aantal lekke banden uit die tijd had deze vondst wel enige betekenis. Het was immers een goede, zij het voor de hand liggende manier om je handen bij het wielen wisselen niet vuiler te maken dan nodig was.
1915. Eerste auto’s met het reservewiel in de kofferruimte: Franklin en Harvards (Amerika). Reservewielen waren tot dan toe altijd ‘ergens’ buiten op de auto gemonteerd. Deze oplossing was beter, hoewel zo’n ding wel veel ruimte in beslag nam.
1950. Eerste auto met het reservewiel buiten de kofferruimte tegen de wagenbodem gemonteerd: Jowett (Engeland). Het reservewiel lag dan in een soort wieg en moest met de krikslinger naar beneden of naar boven worden gedraaid.
1967. Eerste auto met een ruimtebesparend reservewiel Pontiac (Amerika). Met name in zo’n Amerikaanse slee was er natuurlijk ruimte genoeg voor een normaal reservewiel. Een ruimtebesparend reservewiel was in dit geval dus onzin! Maar dit idee vond wel navolging, ook in auto’s waar opbergruimte wel degelijk een probleem was.