Een sportwagen is een tweezits-personenauto, die is gemaakt om er in de eerste plaats sportief mee op de gewone weg te rijden (veel motorvermogen, prima wegligging). Zo’n ‘wegsportwagen’ is dus niét gemaakt om er specifiek mee te racen, al is dat na aanpassingen wel mogelijk. Een ‘racesportwagen’, dus een sportwagen van het soort dat je op Le Mans ziet rijden, is dat wél.
Cartoon by Rens Biesma.
1904. De in Italië verreden Coppa Florio 1904 was destijds de eerste ‘herkenbare’ sportwagenrace. Het lijkt me dus logisch om 1904 als het geboortejaar van de race-sportwagen te beschouwen.
1906. Eerste sportwagen voor de ‘gewone weg’: Vauxhall (Engeland). De vraag naar sportwagens ontstond echter pas, toen aan het begin van de twintigste eeuw vooral in Duitsland sportief getinte prestatieritten over de gewone weg werden verreden. Die wedstrijden waren een kruising tussen een rally en een toerwagenrace – die toen nog geen van beiden bestonden. De vooral in de ‘Prinz Heinrich Fahrt’ zeer succesvolle Vauxhall (Engeland) geldt, althans in Europa, als de stamvader der sportwagens.
1933. Eerste ‘Europese’ sportwagen met een ‘Amerikaanse’ motor: Railton (Engeland). Al in de jaren dertig werd de aantrekkelijke (immers relatief goedkoop te bouwen) combinatie ontdekt van een Europese sportwagen-voor-de-gewone-weg met daarin een laagtoerige maar zeer krachtige Amerikaanse personenautomotor. Bijna altijd betrof het toen Engelse sportwagens, zoals deze Railton met een Amerikaanse Terraplane-motor, Allard (1934) en Jensen (1938) met Amerikaanse Ford-motoren.