De stirlingmotor is een heteluchtmotor, dus geen verbrandingsmotor. Hij heeft een ‘koud’ en een ‘warm’ gedeelte, waartussen gas door een zuiger (de verdringer) heen en weer wordt gevoerd. Als het gas via een gesloten systeem wordt verhit, zet het uit. Die uitzetting wordt gebruikt om via een tweede zuiger (de vermogenszuiger) mechanische energie te genereren. Voordelen: hoog rendement, weinig bewegende delen, geringe geluidsproductie. Nadeel: niet in staat tot accelereren.
1816. Uitvinder: Robert Stirling (Schotland). De enige destijds bekende motor was de stoommotor. Het was de bedoeling dat de Stirlingmotor in mijnen zou worden gebruikt voor het veilig (want zonder open vuur) verpompen van grondwater. Om allerlei redenen kwam dit project niet van de grond.
1834. Uitvinder van de Stirling-motor als koelmotor: John Herschell (Engeland) bedacht dat een omgekeerd werkende Stirlingmotor een prima koelmotor zou zijn. Tegen 1900 waren er wereldwijd 250.000 Stirling-koelaggregaten in bedrijf. Toen was wel duidelijk dat de Stirlingmotor als automotor nagenoeg kansloos was tegen de benzinemotor. Wel is Philips Nederland sinds 1938 met de Stirling-motor blijven experimenteren, op zoek naar een betrouwbare energiebron die de accu kon vervangen.
1976. Ford (Amerika) bouwde een goed functionerende Ford Torino met Stirlingmotor die de productiefase echter nooit haalde. Mede door de naweeën van de oliecrisis werd ook dit Ford-project niet doorgezet. Intussen heeft de Stirlingmotor, vooral door het onvermogen om te accelereren, als automotor wel afgedaan. Stationair draaiend (als koelmotor of generator) is hij echter nog steeds van nut.