Mét de toenemende snelheden en de komst van de gesloten carrosserie werden auto’s uitgerust met glazen ruiten: eerst natuurlijk een voorruit maar daarna ook zijruiten en een achterruit. Die ontwikkeling bracht op termijn weer een hele rij nieuwe behoeftes aan het licht, zoals ruitenwissers, ruitensproeiers en richtingaanwijzers.
1932. De term ‘ventilatieruitje’ is een beetje vreemde term; ventileren kan je immers net zo goed via de zijruiten. Een en ander had waarschijnlijk te maken met de wens van sommige bestuurders om in de auto te kunnen roken zonder dat de overige inzittenden daar last van hadden.