Uitgezonderd de eerste twee auto’s ooit (van Cugnot en Trevithick, rondom 1800) hadden vrijwel alle auto’s tot de komst van de Citroën Traction-Avant achterwielaandrijving. Op zichzelf was voorwielaandrijving best wel logisch, als je je voorstelt dat men toen alleen paarden gewend was. Een paard duwt een kar namelijk niet, hij trekt hem. Maar voorwielaandrijving bood destijds voor auto’s geen voordeel maar in technisch opzicht juist nadelen, waarvoor lange tijd geen oplossing voorhanden was.
1891. De kwestie inzake voorwielaandrijving/achterwielaandrijving werd pas actueel, toen de snelheden van de auto boven die van een paard uitstegen. In 1891 zette Panhard & Levassor de standaard ten aanzien van een personenautomodel met de motor vóór, de inzittenden in het midden en de aandrijving achter. Daarna was achterwielaandrijving – op enkele hardnekkige uitzonderingen na – gedurende eerstvolgende halve eeuw goeddeels uit de gratie van autoconstructeurs.
1895. De eerste race-auto ooit met voorwielaandrijving was de elektrisch aangedreven Morris & Salom Electrobat (Amerika), die deelnam aan de eerste Amerikaanse race ooit: Chicago-Waukegan-Chicago.Het voertuig had twee elektromotoren, die elk één voorwiel aandreven.
1897. Eerste auto’s met voorwielaandrijving bij een in lengterichting geplaatste motor: Gräf (Oostenrijk) en Lepape (Frankrijk). Daarna bleef verder succes lange tijd uit.
Christie (1907).
1907. Eerste Grand Prix-race-auto ooit met voorwielaandrijving: Christie (Amerika). Walter Christie plaatste zijn V4-motor achterover gekanteld en dwars in lijn met de vooras (zie de afbeelding). Dat scheelde in elk geval een boel onderdelen. Op Amerikaanse oval-circuits was dit monster (20 liter cilinderinhoud) bijna onverslaanbaar, maar in Europese Grands Prix met scherpe bochten kansloos.
1911. Eerste personenauto met voorwielaandrijving bij een in dwarsrichting geplaatste motor: Renard-Latil (Frankrijk). Zowel Latil als later DKW (Duitsland, 1932) bouwden hun auto’s geheel volgens het concept van de Mini – maar dan een halve eeuw eerder.
Miller (1923).
Na de roemvolle flop van de Christie in 1907 was volstrekt duidelijk, dat race-auto’s met voorwielaandrijving alleen iets hadden te zoeken op circuits zonder scherpe bochten, zoals de Amerikaanse oval-circuits. Het Amerikaanse automerk Miller won met voorwielaangedreven auto’s vóór de Tweede Wereldoorlog drie keer de 500-mijlsrace van Indianapolis.
Dymaxion (1930).
1930. Eerste auto met voorwielaandrijving bij een achterin geplaatste motor: Dymaxion (Amerika). De uitvinder van dit vreemde bouwsel was de Amerikaanse architect (!) Buckminster Fuller. Het ding had, met een dikke Ford V8-motor achterin, een theoretische topsnelheid van 160 km/h. Het is niet bekend, of ooit iemand het lef heeft gehad om dat uit te proberen.Veel ‘fouter’ dan dit kan je een auto immers niet ontwerpen!
1934. Na de voorwielaangedreven DKW (Duitsland, 1932) was de Citroën Traction Avant (Frankrijk) de eerste populaire voorwielaangedreven personenauto. Deze auto had de motor in lengterichting en zou ruim twintig jaar in productie blijven. Het concept daarvan was trouwens niet afkomstig uit de koker van André Citroën maar uit die van J.A. Grégoire, de ontwerper van het Franse sportwagenmerk Tracta.
DB (1955).
1955. Eerste en enige Formule 1-auto met voorwielaandrijving: DB (Frankrijk). Deze DB is de kleinste, goedkoopste, lichtste en zwakst gemotoriseerde Formule 1-auto ooit gebouwd – bovendien de enige met voorwielaandrijving. In feite betrof dit een bestaande Formule 3-auto van hetzelfde merk met een motor van slechts 750 cc plus een piepklein compressortje.